Wouter van Eck neemt ons in deze video van 6 minuten mee op een fascinerende wandeling doorheen zijn voedselbos.
In de mijmering van vorige week legde Marc Siepman uit waarom de bodem in een bos zo geschikt is voor het verbouwen van voedsel.
We gaan nog even verder met onze ode aan de boom, en de prachtige rol die bomen kunnen spelen in de manier waarop we onze landbouwmethodes gaan heruitvinden.
Ik noem deze mijmering ‘de magie van het voedselbos’, want het ís nogal magisch wat daar gebeurt. En het gebeurt allemaal haast vanzelf, dankzij de intelligentie van de natuur. En dankzij (onder andere) twee eigenschappen van de natuur die magisch zijn: synergie en emergentie. Maar daarover later meer.
Deze week legt Wouter van Eck uit hoe zo’n voedselbos dan wel ‘werkt’. Het is te zeggen, een bos ‘werkt’ niet natuurlijk, het doet zijn ding, gaat zijn gang, het ‘gebeurt’ eerder dan dat er iets ‘gedaan’ wordt.
Wouter van Elk is een Nederlands landbouwer die enkele jaren geleden een platte, dode maisakker heeft omgevormd tot een rijkelijk bloeiend voedselbos.
Het voedselbos is een systeem dat zo goed als vanzelf en zeer uitbundig en overvloedig voedsel voortbrengt, en dat bijzonder weinig tot geen ‘input’ van energie nodig heeft buiten zon en water, in tegenstelling tot de ‘gewone’ industriële landbouw die niet kan bestaan zonder bijzonder energie-intensieve methodes van (kunst)bemesting, bestrijding van plagen en insecten en onkruid, of zonder de bijzonder schadelijke methode van het openrijten van het oppervlak van de Aarde, een methode die we voor vanzelfsprekend aannemen omdat ze nu eenmaal al duizenden jaren wordt toegepast, maar die allerminst vanzelfsprekend is: het ploegen. Dat ploegen mag beschouwd worden als even schadelijk voor de grond als de eerder genoemde pesticiden en kunstmest, en als veel schadelijker voor de planeet dan alle vliegverkeer samen.
Het voedselbos kan zonder al de dingen die de gewone industriële landbouw nodig heeft, en kan voor een hogere opbrengst zorgen per hectare dan die gewone landbouw. Bovendien dragen voedselbossen bij aan het herstel van biodiversiteit (in sommige voedselbossen is het beter gesteld met de biodiversiteit dan in bepaalde natuurgebieden van eerste categorie), regenereren ze de bodem en het microbioom, en bieden ze bescherming voor de gewassen tegen de gevolgen van de klimaatcrisis, gevolgen die alleen maar erger zullen worden en waartegen de klassieke monoculturen niet goed bestand zijn. Hittegolven, droogte, hevige stortregens en hagel, rukwinden, noem maar op: het voedselbos is daar véél beter tegen bestand dan een akker met één enkel gewas, blootgesteld aan de elementen die almaar minder vriendelijk worden.
Het voedselbos is dus één van de antwoorden die de regeneratieve landbouw biedt op vele van de ecologische crisissen waar we ons in bevinden: de klimaatcrisis, het verlies aan biodiversiteit en het afsterven van het microbioom in de grond, de stikstof crisis, enzoverder.
In deze vorige post in de blog had ik al aangegeven waarom de hedendaagse industriële landbouwpraktijken onhoudbaar zijn. Ik heb het daar ook al uitgebreid over gehad in het essay ‘Onze oorlog tegen onszelf’, één van de eerste teksten die ik heb gepost op deze site.
Kunstmest en pesticiden leken ooit dé oplossing om sneller meer voedsel te gaan verbouwen om de stijgende wereldbevolking te voeden, maar dat was allesbehalve een goed idee. Het was een voorbeeld van hoe ons denken vaak véél te beperkt is, en we vanuit een te beperkte definitie van een probleem tot een ‘oplossing’ komen die zelf nog veel ergere problemen meebrengt dan het oorspronkelijke probleem. Het gevolg van een simplistische, mechanistische kijk op wat landbouw is en kan zijn, op wat de natuur is, en op wat onze plaats is in het grotere geheel van de biosfeer.
In de landbouw hebben we, zoals in zovele aspecten van onze relatie met ons biotoop, een héél groot deel van de data en parameters buiten de berekening gelaten, als ‘externaliteiten’.
Dat doen we keer op keer, en dat is wat quantum-fysicus David Bohm bedoelde toen hij (herhaaldelijk) stelde dat ons denken meestal zélf een integraal deel van het probleem is. En het is ook (deels toch) wat Einstein bedoelde dat geen enkel probleem kan worden opgelost vanuit de manier van denken die dat probleem heeft veroorzaakt.
Om tot andere oplossingen te komen, moeten we aan ‘meta-denken’ gaan doen, en gaan ontdekken waar onze blinde vlekken zitten, de gewoontes die er steeds voor zorgen dat we oplossingen bedenken die ons steeds verder in de problemen brengen. Wat we nodig hebben, is een vorm van proprioceptie van het denken.
Maar ik dwaal af, en dat vreemde woord (proprioceptie) is iets voor een andere mijmering.
Het grootschalige gebruik van pesticiden is pas goed op gang gekomen na de tweede wereldoorlog, en dat was geen toeval. Er was een groot overschot aan ongebruikte chemicaliën die voor oorlogsdoeleinden ontwikkeld waren, en die werden ingezet in onze ‘oorlog tegen de natuur’, onze ultieme poging om onze dominantie en controle over de natuur te bestendigen.
Wat we in onze industriële landbouw doen, is ook echt oorlog, en komt voort uit dezelfde denk- en waarnemingsfouten die leiden tot oorlog tegen medemensen. Dat voor deze oorlog tegen de natuur letterlijk dezelfde materialen werden en worden gebruikt als in de ‘echte’ oorlogsvoering, is symbolisch veelbetekenend en treffend. Zelfs het rollend materieel van de industriële landbouw, de gigantische tractoren, ploegmachines, en maai-combi’s, hebben veel weg van oorlogsmaterieel (en zijn ook zeer schadelijk voor de kwaliteit van de bovengrond).
Zeventig jaar later is de grootste uitstervingsgolf in de geschiedenis van de Aarde volop bezig, en de industriële landbouw is daar één van de hoofdschuldigen in.
De pesticiden doden alles wat leeft in, onder, boven en rondom onze akkers, de kunstmest voedt de planten (maar niet op een manier die ze voedzaam maakt voor ons, integendeel) maar doodt de energie van de grond en het microbioom, het grootschalige ploegen is een ramp voor het mycelium in en de structuur van de grond en is de oorzaak van een gigantische vrijgave van CO2 uit de aarde in het ploegseizoen, daar waar regeneratieve landbouw juist een enorme hoeveelheid koolstof kan sekwestreren.
Wereldwijd is, afhankelijk van waar je kijkt, zeventig tot vijfennegentig procent van de insecten verdwenen, en een derde tot de helft van de vogels. De ’stille lente’ waar Rachel Carson voor waarschuwde in haar baanbrekende werk over de gevolgen van DDT in de landbouw, is gearriveerd.
Dit alles heeft ook tot gevolg dat onze vruchtbare bovengrond of ‘topsoil’ overal ter wereld verdwijnt in ijzingwekkend snel tempo: we verliezen ongeveer de oppervlakte van Griekenland aan vruchtbare bovengrond per jaar. De gemiddelde boer die aan gewone industriële landbouwpraktijken toepast op zijn land, verliest gemiddeld zo’n drie tot vier ton vruchtbare bovengrond per hectare per jaar.
Bovendien gaat de spectaculaire toename van het gebruik van pesticiden en onkruidbestrijders samen met de dramatisch toename van kanker en allerlei auto-immuunziekten in de wereld, vooral sinds de introductie van glyfosaat in de industriële landbouw.
Om een lang verhaal kort genoeg te maken voor de ruimte van één mijmering: onze landbouw is een doodlopende straat. En het einde van die straat is in zicht.
De transitie naar regeneratieve landbouw is geen optie, maar een noodzaak. En die transitie kan een sleutelrol spelen in het aanpakken van vele van de andere ecologische crisissen waar we middenin zitten. Bovendien kan de praktijk van de regeneratieve landbouw onze relatie met de Aarde helpen veranderen, en ons onze band met dat deel van ons wat zich buiten ons lichaam bevindt en wat we gewoonlijk ‘natuur’ noemen, terug heel anders doen ervaren. En kan het ook de relatie die we met voedsel hebben ingrijpend gaan veranderen ten goede. Kortom, het is een win-win-win-win propositie.
Voedselbossen en andere praktijken van de regeneratieve landbouw maken slim gebruik van de synergetische eigenschappen van de natuur, en door middel van het zélf aanwenden van die synergetische processen in de natuur kunnen wijzelf als soort een ‘juiste’ plaats gaan innemen in onze biosfeer, als deel van de processen van synergie en emergentie die de natuur op alle schalen van grootte bepalen.
Wij kunnen zélf een 'synergetisch deel' van de biosfeer worden, eerder dan die biosfeer te proberen controleren, wat een futiele ambitie is en één die uit een hilarische mate van hoogmoed ontspringt.
Synergie en emergentie, twee termen die ik ook al aanhaalde in de mijmering van vorige week, zijn twee bijzonder mysterieuze eigenschappen van de natuur en van het Universum. ’Synergie’ is het proces van het samenkomen van verschillende elementen tot een geheel dat meer is dan de som van de delen, en dat veel meer kan dan de individuele delen afzonderlijk. ‘Emergentie’ is wat dat ‘meer’ dan wel is of kan zijn, datgene wat ontstaat door synergie.
Volgende week laat ik filosoof Daniel Schmachtenberger mijmeren over deze twee fenomenen, in een fascinerende ‘talk’ die een duizelingwekkend panorama van implicaties en mogelijkheden opent om onszelf anders te gaan situeren in deze wonderlijke wereld van ons, als deel van de wereld eerder dan als vijand ervan. Als we oorlog voeren tegen de natuur, wint de natuur in elk geval. Maar als we onze plaats kunnen vinden in het geheel, op een manier waardoor ook het geheel nog meer gaat floreren, dan kan ons een prachtige toekomst wachten.
Bedankt voor het lezen en kijken, tot de volgende aflevering,
Het ga jullie goed,
Filip