top of page
  • filipvk

Voelen of niet voelen, dat is de vraag

Bijgewerkt op: 3 okt. 2023


 


 

"We zijn in staat om te lijden met onze wereld, en dat is de ware betekenis van mededogen. Het stelt ons in staat om onze diepe onderlinge verbondenheid met alle wezens te herkennen. Verontschuldig je nooit als je huilt om de bomen die branden in de Amazone of om het water dat vervuild is door mijnen in de Rockies. Verontschuldig je niet voor het verdriet en de woede die je voelt. Het is een maatstaf voor je menselijkheid en je volwassenheid. Het is een maatstaf voor je open hart, en als je hart openbreekt zal er ruimte zijn voor de wereld om te helen. Dat is wat er gebeurt nu we mensen eerlijk de confrontatie aangaan met het verdriet van onze tijd."

Joanna Macy, auteur van 'World as Lover, World as Self’




Dit essay vraagt zo'n vijftien minuten leestijd. Je kan ook luisteren naar deze audio versie, voorgelezen door mezelf.



Een verhaal over de pijn van het voelen, en hoe goed het uiteindelijk is om die pijn te voelen.

Een paar dagen geleden heb ik gehuild.

En nog geen beetje.

Tranen met tuiten heb ik gehuild, ik heb geroepen en met mijn vuisten op tafel geslagen uit frustratie en verdriet.


Opeens kwam het allemaal binnen op een nieuwe manier.

Wat vertelde ik ook weer in mijn introductie video op de website van A Biosphere Project: “Het is niet voldoende om informatie op een louter mentaal niveau binnen te laten, we moeten veel meer gaan voelen wat er gebeurt.”


Wel, een paar dagen geleden was het zover. Niet voor de eerste keer voor mij, maar toch weer op een ‘next level’. Ik ging opeens weer een stuk méér voelen wat er gebeurt met onze wereld.


Al drie jaar krijg ik elke dag een stuk of tien nieuwsbrieven binnen over wat er misloopt in onze biosfeer, en het peilloze leed dat de wezens waarmee we deze planeet delen ondergaan, grotendeels door ons toedoen.

Ik kan daar doorgaans nogal tegen, wat wil zeggen dat Ik ook een bepaalde afstand hou tegenover die feiten die dag in dag uit binnenkomen in mijn bewustzijn. Net als iedereen probeer ik mezelf te beschermen tegen teveel pijn en verdriet omwille van wat er in de wereld allemaal aan de hand is.


Maar een paar dagen geleden brak er iets.


De directe aanleiding (maar het had evengoed iets anders kunnen zijn) was twee artikels die ik tegenkwam in de Britse krant The Guardian. Eén artikel bracht het nieuws dat Ijsland de jacht op walvissen gaat hervatten, en het andere artikel ging over de duizenden walvissen die elk jaar sterven na aanvaringen met schepen, iets waar ik het ook over had in mijn recente post op Facebook over mijn close-encounter met een bultrug walvis.


Op de foto hierboven uit de krant The Guardian zie je een bultrug walvis die Moon heet en die geen onbekende was voor de researchers die haar ontdekten in de noordelijke Stille Oceaan op drone-beelden. Vandaar ook dat ze een naam had, de onderzoekers hadden haar al eerder gevolgd. Maar de researchers zagen meteen dat Moon in een vreselijke toestand verkeerde: ze was aan het zwemmen zonder haar staart te gebruiken. Dat vertelde de onderzoekers dat haar rug gebroken was, bijna zeker als gevolg van een aanvaring door een schip. Moon zwom zo bijna vijfduizend kilometer met haar gebroken rug, van de kust van British Columbia, Canada, tot aan Hawaï. Sindsdien is ze niet meer gezien. De researchers die haar volgden hopen eigenlijk dat ze inmiddels gestorven is en verlost uit haar lijden. Als walvissen niet meteen overlijden na de aanvaring met een schip, is dat meestal hoe het verder gaat: een traag en ongetwijfeld vreselijk pijnlijk einde.

Je kan dit artikel hier lezen in The Guardian.


In het andere artikel, over de hervatting van de commerciële walvisvangst in Ijsland, werd duidelijk gemaakt hoe die walvisjacht allesbehalve mededogend is. Een walvis die geraakt is door een harpoen doet vaak haar uiterste best om te ontkomen en neemt de walvisjagers soms uren op sleeptouw in een wanhopige poging om te ontsnappen, waarop de walvisjagers vaak ook nog een tweede of derde harpoen in haar grote majestueuze lijf schieten. En we moeten niet denken dat die walvissen daar behalve ongetwijfeld verschrikkelijk veel pijn ook geen emoties bij beleven. Het is inmiddels duidelijk dat ze zeer intelligent en gevoelig zijn en een complex sociaal leven leiden. Deze gruwelijke jacht moet in de beleving van deze dieren pure horror zijn.

Je kan dit artikel hier lezen in The Guardian.




Deze twee nieuwsfeiten die haast simultaan binnenkwamen, deden deze keer echt iets knappen in mij.

Ik zag het niet aankomen, maar ik was er opeens helemaal IN met mijn hele gevoel. Alle dissociatie was even verdwenen, en dit alles kwam als een stomp in mijn maag binnen. Ik huilde als een kind, en ik riep en sloeg op tafel.

En het deinde uit. Het ging niet alleen over die walvis die met twee of drie harpoenen in haar rug urenlang probeert te ontsnappen aan haar belagers. Het ging niet enkel over die walvis die Moon heette en die vijfduizend kilometer zwom zonder haar staart te gebruiken omdat haar rug gebroken was door een schip.

Het deinde uit naar al dat leed van zovele dieren, klein en groot. Naar de honderd miljoen haaien die elk jaar gedood worden (dat is elfduizend per uur) in de industriële visserij.

Naar het monsterlijke plan van de Spaanse firma Nueva Pescanova om octopussen, die buitengewoon intelligent, nieuwsgierig en fijngevoelig zijn, met tienduizenden te gaan kweken in tanks waar ze op elkaar gepropt een hels bestaan gaan kennen alvorens ze worden gedood door ze onder te dompelen in ijswater. Eén miljoen octopussen willen ze op die manier jaarlijks ‘oogsten’.

En dan de pure gruwel van onze industriële varkens- en kippenkwekerijen. De ecocide in onze oceanen waar schepen met gigantische sleepnetten elke dag en nacht een ravage aanrichten die geen gelijke kent op land (het is zelfs erger dan wat er in de Amazone gebeurt).

Het deinde uit naar de tweehonderd soorten planten, insecten en dieren die elke dag uitsterven. Want zo is dat: we verliezen naar schatting zo’n tweehonderd soorten per dag in onze biosfeer in de grootste (en door mensen veroorzaakte) uitstervingsgolf van het laatste kwart miljard jaar, en elke soort bekleedt een unieke plaats in het weefsel van leven en is op eindeloos veel manieren verbonden met heel dat wondere weefsel.


Ik wist wel dat ik vroeg of laat zo’n momenten zou meemaken. Het is een fenomeen dat veel voorkomt bij mariene biologen of andere onderzoekers die dag in dag uit geconfronteerd worden met de teloorgang van de natuurlijke wereld. Op een gegeven moment komt het écht binnen, en dan voel je zòveel verdriet en pijn. Het is ontzaglijk en ik zag het toch niet aankomen op die manier. Echt aan het roepen van wanhoop was ik.


En hoe moet dat toch zijn voor de mensen die dag in dag uit met het mènselijke leed worden geconfronteerd. De hulpverleners van AZG of het World Food Programme, de talloze hulpverleners die elke dag kinderen zien sterven aan makkelijk te voorkomen ziektes of aan verwondingen door landmijnen of schotwonden. De mensen die de lichamen moeten bergen van de honderden migranten die jaarlijks verdrinken in de Middellandse zee op weg naar Fort Europa.

Hoe kan een mens dat verdragen? De wanhoop omwille van het feit dat het allemaal niet zo hoeft te zijn, en dat de dingen zo zijn door keuzes die worden gemaakt, niet door het noodlot of omdat ‘de wereld nu eenmaal zo werkt’.


Want ja, kan iemand tegenwerpen, waarom moet je huilen over het lot van walvissen, octopussen, koeien of kippen, terwijl het leed van miljoenen mensen toch zeker nog érger is (want mensenleed is toch belangrijker dan dierenleed? Of niet soms?)

Zeker, de pijn van tientallen miljoenen mensen die lijden onder oorlog of honger is ook eindeloos meer verschrikkelijk dan we kunnen bevatten (of doorgaans voelen), en de mensen die zich dagelijks dààrop focussen zullen dàt gaan voelen op manieren die we ons niet kunnen voorstellen. Of we het menselijk leed kunnen kwantificeren als zijnde objectief érger dan het leed van een dier weet ik niet. Vanuit het perspectief van de walvis met de drie harpoenen in haar rug of vanuit het perspectief van de octopus die wordt ondergedompeld in ijswater niet denk ik.

Maar inzake menselijke leed heb ik ook al zo’n momenten gekend dat het met zoveel kracht binnenkwam opeens, het lot van de Syrische of Afghaanse vluchtelingen, van de ellende in de vluchtelingenkampen aan de grenzen van Europa

Het lot en lijden van de duizenden mensen die elk jaar omkomen bij hun poging om Europa of de VS te bereiken, van de mannen, vrouwen en kinderen die in Oekraïne of Yemen hun leven verliezen in vreselijke omstandigheden...en nu het onoverzienbare leed in Libië en Marokko...en op die momenten besef ik ook dat ik dat doorgaans òòk op afstand hou, vanuit zelfbescherming en angst.


Maar ik ben nu eenmaal elke dag bezig met wat er in onze biosfeer gebeurt, ook met de wezens met wie wij die biosfeer delen. En het leed dat daar elke dag ervaren wordt, blijft nog veel meer onder de radar dan het menselijk leed in de wereld. Het wordt nog veel meer onthaald met onverschilligheid of schouderophalen. Hooguit wordt onze industriële samenleving ietwat ongerust als het besef daagt dat ons lot òòk afhangt van de gezondheid van de natuurlijke wereld. Dat als de natuurlijke wereld ten onder gaat, wij òòk ten onder gaan. Maar ook dan blijft het eigenlijk nog een egocentrische bezorgdheid.

“Ja, we moeten de natuur beschermen omdat het anders voor ons òòk niet goed gaat aflopen”. Maar is die vorm van bezorgdheid voldoende? Is het voldoende om bezorgd te zijn over industriële runderveeteelt vanwege stikstof en methaan en de bedreiging die die vervuiling voor òns inhoudt? Zou die runderveeteelt dan oké zijn als die stikstof en methaan géén probleem waren? Wanneer gaan we onszelf toelaten om écht te voelen wat we aan het doen zijn met die honderden miljoenen koeien, varkens en kippen? Wanneer gaan we voelen dat dat allemaal voelende, bewuste wezens zijn, met intelligentie en een gevoel van zelf, wezens die qualia beleven (sensaties in bewustzijn als ‘plezierig’, ‘aangenaam’, maar evengoed ‘groen’ of ‘warm’ ) zoals wij, en met emoties die waarschijnlijk niet zoveel van de onze verschillen? Wanneer gaan we ons gevoel van verbondenheid uitstrekken voorbij onze geliefde huisdieren naar àlle voelende en bewuste wezens? Wanneer stopt de dissociatie?




Filosoof René Descartes (1596-1650) geloofde dat dieren slechts robots zijn van vlees en bloed, zonder ziel, bewustzijn of gevoel. Hij pleegde dan ook geregeld vivisectie op levende dieren in het bijzijn van publiek, één keer zelfs op een hond die aan zijn vrouw toebehoorde. Jazeker, Descartes sneed de hond open terwijl die leefde, om aan zijn geïnteresseerde bezoekers te laten zien hoe zo’n robot van vlees en bloed van binnen in elkaar zit. Zoals wij een grasmaaier of een televisietoestel uit elkaar zouden halen. Interessant, eens kijken hoe dat in elkaar zit vanbinnen.

En Descartes zag niet dat daar een probleem was, omdat hij nu eenmaal handelde vanuit de overtuiging dat zo’n zielloos dier niets voelt, zelfs geen pijn. Het gekerm van het arme dier interpreteerde hij als ‘automatische reflexen’ van een gevoelloos wezen. Het lijkt maar alsof het dier iets voelt, maar dat is niet écht zo, stelde Descartes.

Vanuit ons perspectief is dat gruwelijk en Descartes zou vandaag de dag voor de rechter moeten verschijnen wegens dierenmishandeling. We zouden hem als een halve of hele psychopaat beschouwen. Maar hij handelde gewoon vanuit een overtuiging die zijn bewustzijn en waarneming beperkte, en die maakte dat voor hem die hond geen echt bestaan had, niets voelend en niets ervarend. De natuur als mechaniek. En hij heeft ook in zijn filosofisch werk de wereld en onze overtuigingen die kant helpen uitsturen - weliswaar samen met andere wetenschappers en filosofen die het mechanistische wereldbeeld aanhingen. De wereld is stom, zielloos en niets-voelend, een mechaniek waar wij alles mee mogen doen wat we willen. Als je dat écht gelooft, dan is dat wat je waar gaat nemen. We zien vaak wat we geloven, niet wat we zien.

En hoe verschillend is òns wereldbeeld echt van dat van Descartes? Hoe kunnen we verdragen wat er gebeurt in de industriële varkens- en kippenkwekerij? Hoe verdragen we de realiteit van kippen-fabrieken waar tienduizenden voelende wezens opeengepakt zitten in hun eigen uitwerpselen, hoe verdragen we de realiteit van de vrachtwagens, treinen en schepen waarin elk jaar miljoenen varkens eindeloos leed moeten doorstaan? Waarom vindt onze samenleving dat redelijk en aanvaardbaar? Hoe kunnen we ons zo vlot dissociëren van al dat leed, zoals Descartes van het leed van de dieren die hij levend opensneed?

We voelen nu maar al te goed dat honden wel degelijk bewust zijn en emoties beleven. Wat Descartes deed is nu ondenkbaar. We kunnen ons innig verbonden voelen met onze kat of hamster. Maar in hoeverre voelen we dat al over alle andere dieren? In hoeverre vinden we het nog ‘flauw’ of ‘sentimenteel’ als we meevoelen met het leed van koeien, varkens of kippen? Want die beesten zijn er toch maar voor consumptie? Als kuikens met duizenden tegelijk over de lopende band rollen in onze fabrieken, waarom moeten we daar iets bij voelen? Het zijn toch maar calorieën op poten die zo efficient en snel mogelijk moeten vetgemest worden?




Jazeker, ik heb tranen met tuiten gehuild een paar dagen geleden, over walvis Moon die vijfduizend kilometer zwom met een gebroken rug. En er zullen zeker heel wat mensen zijn die dat flauw vinden en sentimenteel. En ik kan niet onder woorden brengen hoe intens die pijn en wanhoop was die ik gisteren heb gevoeld. Het was ontzaglijk.

Misschien kwam het leed van Moon voor mij eens zo hard binnen omdat ik net had geschreven over mijn close encounter op zee met een walvis, waarbij ik in een klein bootje maar een paar meter verwijderd was van die majestueuze aanwezigheid, en ik de energie van dat wonderlijke wezen zo sterk voelde. Ik zat nog in dat gevoel van verbinding met dat wezen, en mijn aanvoelen van wat dàt wezen kan voelen. Ongetwijfeld ook daarom dat die pijn van die walvis met gebroken rug of met drie harpoenen in haar lijf zò hard binnenkwam bij mij.

En het is ongetwijfeld zo: walvissen kunnen net als olifanten of panda’s makkelijker rekenen op onze sympathie dan pakweg slangen of stekelvarkens of spinnen of, jawel, koeien of kippen of varkens. Greenpeace zette milieubescherming op de kaart met hun strijd om de walvis te beschermen. Ook ikzelf zal eerder verdriet voelen om een walvis dan om een horzel of een slak. Het is ook menselijk dat we makkelijker empathie voelen bij sommige wezens dan bij andere.


Om nog maar te zwijgen over de plantenwereld. Uit de recentste bevindingen van de biologie wordt steeds duidelijker dat planten òòk bewuste en voelende wezens zijn, die kunnen samenwerken en berichten uitwisselen en plannen en anticiperen en keuzes maken. Er is ook daar een hele omwenteling in wording in ons wereldbeeld.

Ha, reageert de sceptische vleeseter dan, dan moeten veganisten maar ophouden met planten eten ook.

Maar dat is de omkering van de redenering. Wat nodig is, is niet zozeer dat geen enkel mens ooit nog een dier zal doden om het op te eten. Ik geloof alvast niet dat het noodzakelijk verkeerd is om een dier te doden. Wat nodig is dat we àls we iets doden om te eten, of dat nu een dier is of een plant, we dat doen vanuit een geest van eerbied voor het leven, dankbaarheid voor de gave die dit voedsel vormt, respect voor de integriteit van het wonderlijke ecosysteem dat ons dit voedsel brengt en de intentie om dit ecosysteem te dienen en het voortbestaan ervan veilig te stellen.

Vanuit een aanvoelen van de plaats die dàt leven dat wij nemen om onszelf te voeden inneemt in het gehele wonderlijke complexe weefsel van de biosfeer, en vanuit het voelen en weten dat, als wij iets nemen uit de natuur, wij ook iets moeten teruggeven. Dat we het hele natuurlijke weefsel hèlpen om niet enkel te ‘overleven’ maar om te floreren, om te bloeien.


Dat wisten (en weten) de ‘indigenous’ culturen van alle tijden en landen, en ze wisten dan ook hoe in evenwicht te bestaan met hun natuurlijke biotoop. Daarom is het iets helemaal anders als een groep Inuit een walvis jaagt, en vervolgens élk onderdeel van die walvis gebruikt om maandenlang te kunnen leven. Daarom is het iets helemaal anders als traditionele vissers in Afrika of Zuidoost-Azië met hun kleine bootjes aan visvangst doen op min of meer de zelfde manier als hun grootouders dat deden.

Daarom is het iets helemaal anders als een kleinschalige regeneratieve bio-boer koeien houdt als onderdeel van een holistische praktijk die die grote grazers inzet om het ecologische evenwicht te behouden, koeien die een ‘koe-waardig’ leven leiden als onderdeel van een levend ecosysteem en niet als onderdeel van een mechanistisch productieproces.

En in die zin is plantaardig voedsel uit mechanistische industriële monoculturen evengoed een probleem als vlees uit de industriële veeteelt. En de wetenschap leert ons dat we die industriële monoculturen die gebruik maken van pesticiden en kunstmest helemaal niet nodig hebben om de wereld te kunnen voeden, integendeel (daarover kun je meer lezen in mijn essay ‘Onze oorlog tegen onszelf'.


Net zo min als we de industriële veeteelt of visserij nodig hebben om de wereld te voeden, integendeel. Als we zouden stoppen met industriële runderveeteelt, zou zo maar eventjes de helft van alle nu in gebruik zijnde landbouwgrond kunnen teruggeven worden aan de natuur.


En indien de wereld helemaal zou overschakelen naar plantaardige voeding, zouden we zo maar eventjes driekwart van alle nu in gebruik zijnde landbouwgrond kunnen teruggeven aan de natuur en ‘re-wilden’. Driekwart!


Er is honderd maal zoveel land nodig om één kilocalorie vlees te produceren versus één kilocalorie plantaardig voedsel. Honderd maal!


Nee, we hebben het niet nodig om dieren zo te gebruiken. En we moeten ons gevoel nog verder expanderen om niet alleen alle dierlijk leven te includeren, maar ook alle plantaardig leven. En dat is een opgave, en het vraagt om een herziening van onze overtuigingen én een grote expansie van ons gevoel en empathie.

Maar ik voel wel degelijk dat het mogelijk is, dat door het richten van mijn aandacht op wat er in onze biosfeer gebeurt, mijn vermogen tot empathie, tot meevoelen, tot in-voelen, zich geleidelijk uitstrekt naar meer en meer levende wezens. Ik voel mijn liefde voor de natuurlijke wereld exponentieel toenemen tegenwoordig. En dat brengt zoals alle liefde ook pijn mee. Heel veel pijn zelfs bij momenten, zo blijkt.

Het is waarschijnlijk een nooit eindigende oefening want ik voel dat ik nog maar eerste stappen zet. Er is ongetwijfeld nog zòveel dat ik nog nièt voel. Ik wéét ook nog niet wat ik allemaal nog niet voel. Er is waarschijnlijk een eindeloos scala aan gevoel tussen enerzijds totale dissociatie en anderzijds het gevoel dat in yoga ‘Samadhi’ wordt genoemd, het gevoel van totale versmelting met al-wat-is. En ik heb mijn gevoel voelen ‘stretchen’ of expanderen voor een bepaalde tijdsduur. Het zal niet meer dan een kwartier geweest zijn. Om je permanent zo te verbinden en in Samadhi te leven, dat is nog buiten mijn bereik en waarschijnlijk ook niet mogelijk voor de mens, tenzij je een buitengewoon yogi bent.


Maar ik voel dat ik een paar dagen geleden toch weer een stap heb mogen zetten in de richting van dat meer voelen van onze wereld. En dat is iets helemaal anders dan erover te denken. We dènken de wereld aan flarden en we voèlen zo weinig. We fantaseren over A.I. en over gen-technologie en over het koloniseren van Mars, maar inmiddels voelen we niet hoe fout het loopt in onze eigen biosfeer.

Misschien dat één van de redenen dat veel mensen het ‘niet willen weten’, niet willen bezig zijn met de teloorgang van onze natuurlijke wereld, is dat ze onbewust bang zijn voor de pijn. Het is te bedreigend, mogelijk te overweldigend. En veel mensen hebben al met heel veel ànder verdriet en pijn te maken in hun leven, en hebben geen behoefte om daar nog eens de pijn van het levende wezen dat onze biosfeer is bij te nemen.


Maar toch. We moèten dat allemaal meer gaan voelen, hoe pijnlijk het ook is.

Een getraumatiseerde persoon kan kiezen voor dissociatie van de pijn als overlevingsstrategie, maar dat kan niet werken. Hoogstens kan het tijdelijk wat respijt geven. Om echte genezing mogelijk te maken moet de wonde en de pijn ook weer gevoeld worden. Anders is onvermijdelijk dat het on-gevoelde trauma zich op andere manieren zal blijven manifesteren, en zal blijven uitnodigen tot andere vormen van compensatie en ontwijkingsgedrag, zoals verslavingen allerhande, apathie of depressie. En ik denk dat we kunnen stellen dat onze samenleving alle tekenen vertoont van trauma-compensatie. En we weten allemaal wel dat het er is, denk ik, dat collectieve trauma en het collectieve verdriet over de toestand van de wereld. We willen het alleen niet voelen.

Maar als we de pijn niet toelaten, kunnen we de liefde òòk niet toelaten. Noch de liefde voor de levende natuur, noch de liefde voor onszelf, want daar is het ook maar pover mee gesteld. En die twee hangen samen. Het is haast een gemeenplaats dat je niet echt kan houden van een ander als je niet van jezelf kan houden. Het is ook waar dat we niet echt van de wereld kunnen houden als we niet van onszelf kunnen houden. En vice versa.

Zoals Joanna Macy zei: "De weigering om te voelen eist een zware tol. Niet alleen is er een verarming van ons emotionele en zintuiglijke leven, bloemen zijn doffer en minder geurig, onze liefdes minder extatisch, maar deze psychische afstomping belemmert ook ons vermogen om informatie te verwerken en erop te reageren. De energie die besteed wordt aan het verdringen van wanhoop wordt afgeleid van creatievere toepassingen, waardoor de veerkracht en verbeeldingskracht die nodig zijn voor nieuwe visies en strategieën uitgeput raken."


En ik had het zelf ook gezegd op mijn website: “Het is niet voldoende om informatie op een louter mentaal niveau binnen te laten, we moeten veel meer gaan voèlen wat er gebeurt.”

Ik kreeg een paar dagen geleden dan een koekje van eigen deeg. Maar toch ben ik opgelucht dat ik het zo kon binnenlaten. En uiteindelijk overleven we het altijd, de pijn van het voelen van datgene wat we ontlopen. Het is zelfs nòdig òm te overleven, dàt we dat gaan voelen.

Zolang we blijven dissociëren van dat aspect van onszelf dat zich buiten onze huid bevindt (wat we doorgaans ‘de natuur’ noemen), net zolang zullen we niet van koers kunnen veranderen.

Zoals filosoof Alan Watts het stelde: "Als we bij zinnen zouden komen, zouden we ons bewust zijn van onszelf als zijnde niet alleen datgene aan de binnenkant van onze huid... Maar we zouden ons ervan bewust zijn dat de buitenkant ook ‘wij’ is."


Zolang we de ecologische problemen in onze biosfeer niet zien als het lijden van een levend wezen, maar als een set ‘technische’ problemen met ‘technische’ oplossingen die puur cijfermatig (en vanuit het standpunt van de noodzaak aan blijvende economische groei) worden aangekaart, zolang zullen we verder op ons huidige pad blijven.


Gaan we het voelen of niet voelen, dat is de vraag.


Het ga jullie goed,

Filip



Mijn foto van de bultrug walvis, vlak na onze 'close encounter'. Kaldfjorden, noord-Noorwegen, november 2016



bottom of page