top of page
  • filipvk

En wat als we allemaal nog ‘flat earthers’ zijn? - Mijmeringen en Meditaties

Bijgewerkt op: 27 apr.




"Het oppervlak van de Aarde is de oever van de kosmische oceaan."

Carl Sagan




"We leven niet op de Aarde, we maken deel uit van hoe de Aarde leeft."

David Richo




"Mensen beschouwen lopen over water of door ijle lucht meestal als een wonder. Maar ik denk dat het echte wonder niet is om over water of door ijle lucht te lopen, maar om op Aarde te lopen. Elke dag zijn we bezig met een wonder dat we niet eens herkennen: een blauwe lucht, witte wolken, groene bladeren, de zwarte, nieuwsgierige ogen van een kind -- onze eigen twee ogen. Alles is een wonder."

Thich Nhat Hanh




Onze planeet, die wij ‘Aarde’ noemen. 






Beste lezers en volgers van A Biosphere Project, deze week een wat langere mijmering, maar mijmeren kan al eens uitlopen natuurlijk.

Geen video deze keer maar enige gedachten over iets wat mij (en waarschijnlijk jou ook) nauw aan het hart ligt: onze planeet. En over de mogelijkheid dat we collectief eigenlijk nog altijd niet echt zien wat onze planeet eigenlijk is. 

Maar maak je geen zorgen, er zijn mooie plaatjes om naar te kijken ook.


Vorige maandag 22 april was het zoals elk jaar ‘Earth Day’. Een dag waarin we tenminste de intentie koesteren om onze planeet in het centrum van de aandacht te plaatsen, zoals we op Internationale Vrouwendag de vrouw in het centrum van de mondiale aandacht willen plaatsen, en zoals we op andere dagen andere mensen, ideeën of principes even in de kijker willen plaatsen, of willen eren, zo je wil. 


‘Earth Day’ is niet echt een dag die veel stof doet opwaaien. Ik merk geen kleurige optochten, bevlogen speeches, geen vrije dag van het werk, geen grootse manifestaties of indringende aandacht in onze media. Het gaat elk jaar nogal stilletjes voorbij, Earth day. Ik zag ook op sociale media bijna geen melding van deze dag. 

Veel andere van deze ‘speciale’ dagen krijgen wel meer aandacht. Moederdag, Vaderdag, Vrouwendag, de Dag van het Kind, de Dag van de Mensenrechten, enzoverder. Maar Earth Day, nee, die gaat eerder onopgemerkt voorbij eigenlijk. 

Wat eigenlijk wel merkwaardig is. De Aarde is tenslotte ons alfa en omega, onze Moeder, onze enige thuis, onze paradijselijke habitat in een eindeloos Universum. ‘Paradijselijk’, hoor ik daar al enige scepsis? Jazeker, paradijselijk. De mate waarin we dat niet meer zien, is de mate waarin we een verkeerd zicht hebben op onze planeet, en op onszelf.






Het gaat niet zo goed met onze planeet, dat zal je mogelijk al duidelijk zijn. Ik ga het in de blog nog vaak hebben over hoezeer het niet zo goed gaat met haar, met moeder Aarde, met Pachamama, met Gaia. Écht niet zo goed. Daar kun je over lezen in mijn essay ‘Laten we niet meer praten over de klimaatcrisis (deel I)’.


Maar nu wil ik het over iets anders hebben: over hoe wij de Aarde zien (of niet zien), hoe we ons al dan niet bewust zijn van haar, hoe we over haar denken en hoe we onszelf zien in relatie tot haar. En over de mogelijkheid dat we zowel de Aarde als onszelf helemaal niet écht zien, en de mogelijkheid dat we ons volledig vergissen in onze waarneming van wat de Aarde eigenlijk is en wie of wat wijzelf eigenlijk zijn. 

Dat is een hele boterham, en ik ga dat dan ook niet helemaal in alle mogelijke aspecten uitspitten, want dat zou leiden tot een blogpost ter grootte van de Encyclopædia Brittanica. 


Ik wil het om te beginnen vooral hebben over hoe we de Aarde zien, letterlijk. 


Niet hoe we de Aarde zien in conceptuele zin, de ideeën die we al dan niet hebben over de ultieme aard van onze planeet, maar letterlijk hoe we de Aarde zien.


Hoewel die twee natuurlijk heel erg samenhangen, en soms onafscheidelijk verbonden zijn. Of de ene de andere zodanig beïnvloedt en bepaalt dat het nauwelijks mogelijk is om te zeggen wat er eerst kwam: hoe we de Aarde zien of wat we erover denken. Heel vaak zien we alleen wat we denken, eerder dan wat er écht te zien is.


In elk geval ga ik deze mijmering moeten beperken tot een soort aanzet, want er doemt al teveel op om over te mijmeren, en ik ben nog maar net begonnen. 


Laat ik beginnen met hoe we de Aarde zien, in de meest letterlijke zin. De foto aan het begin van deze mijmering is een beeld van onze planeet genomen vanuit de ruimte. We zien dus onze Aarde van buitenaf, in haar geheel, als de prachtige ‘Blue Marble’, de Blauwe Knikker En ze heeft ook echt iets weg van de mooie knikkers waar kinderen in lang vervlogen tijden mee speelden.


De eerste keer dat we de Aarde zo konden zien, is nog maar heel recent. Vòòr de tweede helft van de 20ste eeuw had geen mens dit beeld zo te zien gekregen. We wisten al wel een tijdje dat de aarde rond is, en dat ze rond onze ster draait als deel van ons Melkwegstelsel, maar hoe onze planeet er effectief uitziet vanop afstand, nee, geen levende mens had dat ooit gezien voor 30 mei 1966, toen dit eerste beeld genomen werd waarop de Aarde in haar geheel te zien was (er waren eerder al beelden vanuit ‘low orbit’ genomen, maar daar kon je telkens maar een fragment van de planeet op zien). 



Eerste foto waarop de Aarde in haar geheel te zien was vanuit de ruimte, genomen op 30 mei 1966 door de Russische Molniya satelliet.





Dit en andere beelden die in datzelfde jaar zijn genomen, zijn natuurlijk nog héél rudimentair ten opzichte van de prachte stroom van onvoorstelbaar gedetailleerde beelden in kleur die ons de laatste decennia bereiken vanuit een menigte satellieten en ruimtevaarttuigen, en vanuit het ISS dat al vele jaren trouw zijn rondjes draait boven onze hoofden. Maar het moet toch een soort schok geweest zijn toen: voor de eerste keer zagen we onze wereld vanuit de ruimte, in haar geheel, en ook in haar kwetsbaarheid en schijnbare nietigheid in de ruimte. Ik heb die schok meegemaakt in de baarmoeder, want enkele maanden nadat dit beeld de Aarde bereikte, werd ik geboren. Ik werd dus geboren net aan het begin van een nieuw tijdperk: het tijdperk waarin we onszelf kunnen zien van buitenaf. Dat was nog nooit eerder gebeurd in de geschiedenis van onze soort.



Eerste foto van de Aarde genomen vanuit een geostationaire baan, door de Amerikaanse ATS-1 satelliet op 11 december 1966.




Eerste kleurenfoto van de volledige Aarde, genomen op 10 november 1967 door de Amerikaanse satelliet ATS-3




En de tienduizenden beelden die volgden op deze eerste beelden gaven ontzaglijk veel meer diepgang en resonantie aan het portret van onze Aarde en onszelf, iets waar ik het ook al over had in de tekst ‘Een selfie van de Aarde’. Prachtige beelden zijn het, zowel degene genomen vanuit de ‘low orbit’ waar het ISS zijn rondjes draait, als degene die van op grotere afstand genomen zijn, zoals die vanuit geostationaire orbit die ver genoeg is om het geheel van de Aarde in één beeld te laten zien. 


En dan zijn er de beelden die van nog veel verder genomen zijn, zoals het beeld dat die voornoemde tekst begeleidde: de foto’s genomen door NASA sonde OSIRIS-rEX.



De Aarde en de maan gezien door de NASA sonde OSIRIS-REx, vanop een afstand van vijf miljoen kilometer, oktober 2017.






En hoe groter de afstand van waaruit de foto is genomen, hoe meer we de ontroerende en ook mogelijk wat beangstigende kleinheid en fragiliteit van onze wereld duidelijk wordt. Bovenstaande foto door OSIRIS-REx is voor mij een heel krachtig en ontroerend beeld, dat ons bestaan en de realiteit van ons leven, onze bekommernissen, onze vreugdes en onze angsten, in een groter perspectief plaatst. En hoewel dat perspectief voor veel mensen beangstigend is, hoeft het dat niet te zijn. Daar kun je meer over lezen in het voornoemde essay ‘Een selfie van de Aarde’.


Maar naarmate de beelden scherper en technisch meer geavanceerd werden, werd ook steeds duidelijker hoe mooi onze planeet wel is. Het ontroert me toch elke keer, als ik weer zo’n prachtig beeld van onze Aarde vanuit de ruimte zie. Het is een onbeschrijfelijke en miraculeuze schoonheid. Hoe is het toch mogelijk. Waarom zou een toevallig en zinloos Universum zo mooi moeten zijn? Het idee houdt gewoon geen steek, maar ik ga me alweer even inhouden en niet verder mijmeren over de metafysische implicaties van het bestaan en herkennen van schoonheid. 

Ik wil het een beetje meer ’down to earth’ houden in deze mijmering (woordspeling niet bedoeld maar in dank aanvaard). 




Eerste foto van de volledige Aarde genomen door een persoon, waarschijnlijk astronaut William Anders, op 21 december 1968.





Het is toch echt iets om bij stil te staan: homo sapiens bestaat al zo’n driehonderdduizend jaar, en pas een kleine zestig jaar geleden konden we voor het eerst ons thuis zo zien op deze manier. Al die aeonen voor 1966 hadden we geen idee hoe de Aarde eruitzag vanop afstand. 

We hebben ook weinig of geen idee van hoe onze verre voorouders tienduizend of honderdduizend jaar geleden de Aarde zagen. We weten dat de eerste wetenschappelijke noties van een ronde planeet dateren van de Egyptische tijd en dat de Griekse wiskundige Eratosthenes de eerste was om de omtrek van de Aarde te berekenen, in de derde eeuw voor Christus. De notie dat de Aarde rond is, dateert dus (voor zover we weten) terug tot meer dan twee millennia geleden. Of er mogelijk al eerder mensen waren, in prehistorische tijden, die tot die vaststelling van een ronde Aarde gekomen zijn, zullen we wel nooit weten. We weten dat bepaalde culturen in de oudheid uitgingen van een platte Aarde, hoewel ook andere vormen voorgesteld werden, zoals de Ziggurat met zeven verdiepingen of de 'Axis Mundi' in oude Perzische geschriften. Maar verder hebben we eigenlijk geen idee hoe onze voorouders in prehistorische tijden onze Aarde zagen, al is het niet onwaarschijnlijk dat ze er in veel gevallen van uit gingen dat de Aarde plat is.


Maar die laatste zestig jaar waarin we de Aarde van buitenaf kunnen waarnemen zijn dus echt niéts in verhouding tot al die tijd ervoor, een minuscuul deeltje van ons bestaan op onze planeet, een deeltje van de laatste seconde van de laatste dag van onze aanwezigheid op onze planeet tot dusver. 

En ik zou in deze mijmering de stelling willen verdedigen dat we het nog altijd niet echt gezien hebben, nog niet écht. 


Het is algemeen geweten dat we lang kunnen kijken naar iets zonder het echt te zien. We kunnen ons blindstaren op iets zonder het echt te zien, en als beeldend kunstenaar weet ik daar een en ander over. En ik meen te mogen stellen dat we dit, deze realiteit van onze planeet Aarde van buitenaf gezien, nog niet écht gezien hebben. Dat we nog niet écht binnengelaten hebben wat deze beelden écht tonen, de werkelijkheid van onze planeet in de ruimte, en de werkelijkheid van ons bestaan op deze kleine, kwetsbare wereld. 

We hebben dit beeld en de werkelijkheid ervan nog niet echt geïnternaliseerd, we voelen het nog niet echt op dagelijkse basis, het is geen deel van ons doorvoelde besef van onze locatie en onze omgeving.


In ons aanvoelen van de wereld en onze locatie in het Universum, zijn we eigenlijk nog steeds ‘flat earthers’. 


We leven op de Aarde alsof die statisch en plat is, en onze sensorische input, de informatie die onze zintuigen ons vertrekken, bevestigen dit beeld steeds. Er is doorgaans geen enkele input die dit beeld tegenspreekt, tenzij foto’s als bovenstaande, genomen vanuit de ruimte. 

Maar onze dagdagelijkse fysieke en sensorische ervaring is die van een platte Aarde onder onze voeten. We hebben zelfs het inzicht van Eratosthenes in 240 voor Christus nog niet écht geïnternaliseerd.


We verlaten onze woning en begeven ons op straat, en bewegen ons tussen gebouwen (of tussen velden als je op het platteland woont) en ons gevoel van topologie, van plaats, wordt gedefineerd door structuren waarvan de relatieve grootte tot ons lichaam enigszins begrijpelijk is. De ruimte waarbinnen we ons bewegen is, tenminste als je in een stad woont, die van een vlak gemarkeerd door gebouwen. De gebouwen en door mensen gemaakte structuren bepalen de indeling van de ruimte en ons gevoel van schaal en het gevoel van onze relatieve positie in een wereld die overweldigend nabij is en zich als vaste grond onder je voeten bevindt. Als je in een natuurlijke omgeving woont, heb je mogelijk al een wat weidser perspectief op wat onze wereld is. Je kijkt verder dan de gebouwen in je straat of buurt, en je hebt een zicht op heuvels of bergen nabij of veraf.  Maar of je nu in de stad woont of buiten in de natuur, je ervaring van de Aarde is die van een schijnbaar eindeloos groot en stabiel en onbeweeglijk vlak onder je voeten. Alle visuele en sensorische input bevestigt dit.  

Je ervaring van en zicht op de ruimte van onze Aarde kan er dus zo uitzien als je in de stad woont: 






Of zo als je op het platteland woont:




Of zo als je aan zee woont:




Of zo als je in de bergen woont:






Ik kan zo nog wel een paar voorbeelden geven. Maar het moge al duidelijk zijn: waar je ook woont, en wat je dagelijkse omgeving ook moge zijn, je krijgt nergens sensorische of fysieke informatie over de eigenlijke aard en locatie van onze thuiswereld in de ruimte. Dat kan je alleen vermoeden als je een foto als die aan het begin van deze mijmering ziet. 

Maar het is moeilijk om die beelden vanuit de ruimte te rijmen met onze dagdagelijkse ervaring, en met hoe wij de Aarde dagdagelijks zien vanuit ons perspectief, vanop de begane grond.


Bijgevolg is voor nagenoeg elke mens op aarde het écht doorvoelde besef van plaats, van topologie, dat van een ‘flat earth’, een statische platte schijf, met een blauwe (of grijze) koepel erboven. De hemel zien we niet als de eindeloze ruimte waar we direct kijken naar een oneindige verte, maar als een soort decor boven ons hoofd, een koepel die we ervaren als begrensd eerder dan als een venster op een ruimte die zich in alle richtingen tientallen miljarden lichtjaren uitstrekt.

Op geen enkele manier krijgen we zintuiglijke informatie over het rond zijn van de Aarde of het ronddraaien van de Aarde om haar eigen as of het razendsnel voort-suizen van onze planeet rondom onze ster of het op haar beurt ronddraaien van onze ster rondom het centrum van ons Melkwegstelsel. En maar goed ook misschien, het zou sensorisch wat veel worden allemaal, als we dat alles voortdurend zouden voelen en waarnemen. Filteren van informatie is een belangrijk deel van een gezond functionerend bewustzijn. 






Maar toch: naar mijn gevoel is het van belang dat we ons besef van wat de Aarde eigenlijk is verdiepen en verruimen tot dit inzicht: we bewonen een eindige wereld die zich bevindt in een eindeloze ruimte waar de omstandigheden doorgaans niet zo geschikt zijn voor het ontstaan en voortbestaan van leven. En onze eindige wereld is kwetsbaar, en we doen er goed aan om zorg te dragen voor het ruimere organisme waar we deel van uitmaken, onze biosfeer. 


Onze perceptie van onze wereld moet dus nog evolueren om de inzichten en informatie die we dankzij de wetenschap hebben opgedaan, verder te integreren in ons gevoel van identiteit. En ik meen te mogen stellen dat onze perceptie van onszelf én van onze planeet momenteel nog niet geëvolueerd is, en we eigenlijk een fout beeld hebben van de meeste, zo niet àlle aspecten van onze werkelijkheid, inzake topologie maar ook in andere domeinen, zoals onze perceptie van materie of van bewustzijn. 


En dit foute en beperkte beeld ligt mede aan de oorzaak van vele (of alle) van onze problemen: een vasthouden aan (verschillende versies van) een gevoel van identiteit dat veel te ‘beperkt’ is en versplinterd, met daaruit voortvloeiend een neiging tot competitie en polarisering, die gecombineerd met een exponentieel in kracht toenemende technologie bijna niet anders kan dan leiden tot een verdere cascade van crisissen en conflicten. 

Naar mijn mening is het dus van groot belang dat we ons perspectief gaan verschuiven, dat we het écht gaan verschuiven. Écht. 

Vanop afstand gezien wordt de relativiteit van onze verschillen in identiteit, cultuur, religie of huidskleur wel erg duidelijk. Dit besef is mogelijk het enige dat ons vervormde gevoel van identiteit kan helpen evolueren naar een gevoeld besef van onze verbondenheid, en de noodzaak aan een transformatie van onze overtuigingen ten dienste van het geheel van het organisme dat de mensheid kan worden als onderdeel van het organisme dat we ‘biosfeer’ noemen.

Dat we dus ons doorvoeld besef van plaats gaan uitbreiden naar de totaliteit van onze Aarde, en hoe die beweegt doorheen de ruimte. Dat is een heel grote verschuiving, maar één die écht nodig is naar mijn mening, om tot een verandering van perspectief te komen die kan helpen bij de grote transities waar we voor staan. 




Foto van de Aarde en de maan, genomen op 17 januari 2018 door NASA sonde OSIRIS-rEX, vanop een afstand van 63,6 miljoen kilometer.




Video van NASA Scientific Visualisation Studio, die een periode van zeven dagen in 2005 weergeeft met een verhoogde 3D rendering van het bewegende wolkendek.





Ik ben een leven lang docent tekenen en schilderen geweest, en in mijn praktijk van dertig jaar lesgeven in waarneming, heb ik heel veel geleerd over hoe mensen waarnemen of niét waarnemen, en hoe we héél vaak enkel zien wat we dénken te zien, eerder dan wat er echt te zien is. 


Daar zal ik het nog over hebben in de blog want naar mijn mening begint een échte transformatie van ons wereldbeeld met een veranderde waarneming en nieuwe informatie. 


En één van de dingen die ik heb geleerd, is dat het herhaalde oefening vraagt om gewoonten inzake waarneming te veranderen. Het is niet genoeg om één keer gewezen te worden op een gebrekkige waarneming, het vraagt vele, vele herhaalde waarnemingsoefeningen om het waarnemingsvermogen te ontwikkelen en een juister zicht te krijgen op de werkelijkheid die ons omringt en waar we deel van uitmaken. 


Het is dan ook mijn bedoeling om in de toekomst ‘oefeningen’ te ontwikkelen die iedereen kan doen om de waarneming van bepaalde aspecten van onze wereld aan te scherpen, helderder te maken, in focus te brengen. Het woord oefeningen klinkt misschien wat te serieus, zie het eerder als speelse waarnemingen, een beetje zoals kinderen (of volwassenen) in het gras naar de wolken liggen kijken en fantaseren over wat voor dieren ze zien in de vormen van de voorbijglijdende wolken. 

Speelse meditaties kunnen helpen om zaken die we mogelijk al wel met ons hoofd maar nog niet met ons lichaam weten, verder te internaliseren en eigen te maken tot ‘echte’, belichaamde kennis. 

Deze meditaties kunnen de vorm aannemen van visuele òf mentale waarnemingsoefeningen, zowel wat betreft de waarneming van de buitenwereld als van de wereld binnenin ons, die voor veel mensen een even grote onbekende is als de ‘wereld daarbuiten’.


Deze meditaties en visualisaties zullen mogelijk gebruik maken van video of audiomateriaal, en een eigen plaats krijgen in het menu van de website, zodat het makkelijk zal zijn ze terug te vinden en om ze te herhalen. 


Op deze manier blijft mijn werk er één van wijzen op verschillende manieren van waarnemen, zoals het dat vroeger was in mijn atelier tekenen en schilderen op de academie voor schone kunsten. 

Alleen zal de waarneming zich nu uitstrekken naar een iets groter domein. 

Maar we moeten niet terugschrikken voor die grotere domeinen, omdat we ons daar veel meer thuis in kunnen gaan voelen, en dat kan een groot verschil maken in hoe we onze prachtige thuiswereld, de Aarde, anders kunnen gaan zien.






Ik zou nog veel langer kunnen doormijmeren over dit alles, want het is nogal een groots onderwerp natuurlijk. 

Voor degenen die de ruimte en onze plaats daarin een wat beangstigend onderwerp vinden, verwijs ik nog eens naar mijn essay ‘Een selfie van de Aarde’, waarin ik een aantal andere, nieuwe en wetenschappelijk onderbouwde perspectieven aanreik op die ruimte die ons aan alle kanten omringt. Perspectieven die suggereren dat we die ruimte niet moeten zien als een doodse en zinloze leegte, maar eerder als een ‘volheid’ die ons omringt en die alles wat bestaat mogelijk maakt. 


Het is sowieso al een lange mijmering geworden deze keer, maar de eindeloze ruimte en onze prachtige planeet verdienen dat wel. 


Bedankt voor het lezen, en tot de volgende aflevering,


Het ga jullie goed,

Filip



De Aarde gezien vanuit het ISS, vanop een hoogte van circa 400 km.

bottom of page