top of page

Mijn weg

Het pad dat me van schilderen heeft gebracht tot de keuze voor ‘voltijds’ werk (naast mijn werk als docent en mijn gezin) voor de biosfeer en de planeet, is lang en bochtig geweest.

Mijn weg als schilder begon in 1985, toen ik mijn studie startte aan de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Uiteindelijk koos ik voor de toen veel vrijere Gentse Academie, en in juni 1990 studeerde ik er af bij Karel Dierickx. 

Mijn vrouw Agnes - die Hongaarse is en toen nog in Hongarije woonde en studeerde - en ik hadden elkaar twee jaar eerder leren kennen in Italië. 

Agnes studeerde op hetzelfde moment als ik af aan de universiteit van Szeged in Hongarije, en kreeg een beurs om in de Amerikaanse staat Oregon een doctoraatsstudie te beginnen. 

Ik werd op mijn beurt aanvaard tot het Master of Fine Arts programma aan de University of Oregon in Eugene, Oregon. 

We bleven er uiteindelijk vier jaar, en Agnes besloot om eveneens een studie beeldende kunst aan te vatten, wat uiteindelijk leidde tot een MFA in beeldhouwen van diezelfde universiteit. 

Die vier jaar waren een keerpunt en het begin van een nieuw bewustzijn. Niet alleen was de afdeling beeldende kunst aan de universiteit erg goed, wat een enorme stimulans gaf aan mijn ontwikkeling als beeldend kunstenaar, bovendien was onze tijd in Oregon een indringende kennismaking met wilde natuur. En met wild bedoel ik Wild: 

Oregon is groot - ongeveer de helft van Frankrijk - en was toen nog minder bevolkt dan nu, ruwweg drie miljoen zielen waarvan meer dan de helft in Portland woonden. 

Het merendeel van Oregon is leeg, en in de twee bergketens die de staat van noord tot zuid doorsnijden en in de weidse woestijngebieden ten oosten daarvan, is nog veel échte wildernis te vinden. Leegte, zover het oog kan zien. Alle mogelijke landschappen: een prachtige kustlijn van meer dan zeshonderd kilometer. Eeuwige sneeuw op de toppen van de vulkanen in de Cascades,  gematigde regenwouden in de meest westelijke bergketens dichtbij de kust, eindeloze bossen van Douglas en Sitka sparren in de centrale en hogere bergruggen die oost- en west Oregon van elkaar scheiden. Een uitgestrekte halfwoestijn in het oosten, met veel verschillende biotopen en een veel droger klimaat dan het westen. 

We hebben heel veel tijd doorgebracht in die wilde natuur met onze goede vrienden, waarvan er velen ervaring hadden met wilderness survival en wildkamperen, en ik beschouw die tijd als mijn échte opvoeding. 

En daarmee wil ik helemaal geen afbreuk doen aan wat ik op de Universiteit daar heb geleerd: het was de beste school die ik heb gekend, en ik heb alles te danken aan mijn leerkrachten en medestudenten daar. Ik ben hen eeuwig dankbaar. Maar de grootste lessen waren degene die ik leerde op tocht in die prachtige oerbossen, die wonderlijke tempels waarin een eindeloos gevarieerd licht speelt op de grootst mogelijke diversiteit aan levende wezens. 

Het was een omgeving die niet zonder risico’s was: ook zwarte beren, poema’s, ratelslangen, schorpioenen en zwarte weduwen behoorden tot de fauna daar, iets wat constant uitnodigde tot een zekere waakzaamheid, maar ook een besef dat als je die ruimte op de juiste manier en met het juiste respect betreedt, je er weinig van te vrezen hebt. 

En ook een grondig besef van het sacrale van deze ruimte: hier wordt iets voelbaar dat we in Europa, en al zeker hier in Vlaanderen, al lang geleden verloren zijn. Natuur in haar oorspronkelijke staat, natuur die onveranderd is sinds lang vòòr de mens op aarde verschenen is. 

Het was ook een initiatie: ik kende natuurlijk geen wilde natuur toen ik daar arriveerde als drieëntwintigjarige student schilderkunst, opgegroeid als ik was in één van de meest geürbaniseerde gebieden ter wereld. Ik was een stadsjongen. 

De passage via de wildernis heeft van mij géén Bear Grylls gemaakt, maar het heeft me doordrongen van de onvervangbare rijkdom en pracht van wilde natuur, en hoe essentiëel die is voor onze menselijkheid.

Het heeft me doordrongen van het besef dat we uiteindelijk onlosmakelijk deel uitmaken van diezelfde wilde natuur: in de mate dat we de wilde natuur op deze planeet vernietigen, delven we ons eigen graf. 

De jaren die we in Oregon doorbrachten, waren dus van doorslaggevende betekenis in de vorming van mijn nieuwe band met de wilde natuur en de hernieuwde kennismaking met mijn ‘oude’ liefde voor onze planeet. Als kind al was ik erg bezig met ‘het milieu’ (een wat gebrekkige term die al wijst op de fundamentele scheiding die we zelf hebben gecreëerd tussen onszelf en onze leefwereld), en als tiener overwoog ik een carrière als milieuactivist. 

Hoewel we na het beëindigen van onze studie overwogen om in Oregon te blijven, waren we door omstandigheden genoodzaakt om terug naar Europa te keren. We vestigden ons in België, en we begonnen een loopbaan in het Deeltijds Kunstonderwijs. Naast onze lesopdrachten waren Agnes en ik actief als beeldend kunstenaar, en we stelden regelmatig tentoon. Ons beider werk als kunstenaar doorliep een grote evolutie, waar ik meer over uitweid in het hoofdstuk ‘Over mijn beeldend werk’. 

De liefde voor de wilde natuur schoof weer wat naar de achtergrond, temeer daar de terugkeer naar België niet zo makkelijk was in dat opzicht. Van de weidse uitgestrekte wouden, de ongerepte kustlijn, en de eindeloze vlakten van de halfwoestijn, terug naar het overbevolkte en volgebouwde Vlaaderen. Het was een moeilijke tijd, waarin ik me op mijn werk gooide, vaak als een bezetene, om terug een volheid in mijn centrum te creëren vanwaaruit te leven. 

In 2012 richtten Agnes en ik samen met drie bevriende kunstenaars het collectief WorkPlace op te Antwerpen. Het collectief kon gratis beschikken over een statige herenwoning in het centrum van Antwerpen, en in de drie verdiepingen tellende ruimte organiseerden we bijna vier jaar lang vele tentoonstellingen van bekende en onbekende kunstenaars. Het was een bijzonder verrijkende ervaring en ook een nieuwe stimulans voor mijn eigen werk als kunstenaar, dat in die jaren beslissend vorm begon te krijgen. 

Tijdens al de jaren na onze terugkeer uit de VS, bleef fotografie ook één van mijn passies. Tijdens onze jaren in Oregon had ik me al toegelegd op landschapsfotografie en ook na onze terugkeer naar Europa bleef ik in de mate van het mogelijke het landschap vastleggen, en dat was één van de kanalen waardoor ik toch het contact behield met mijn liefde voor de natuur en onze leefwereld. Ik ondernam enkele reizen waarbij ik weer meer en meer onder de indruk kwam van de pracht van onze wereld, en hoe die wereld steeds meer bedreigd wordt door de klimaatverandering en de biodiversiteitscrisis. 

In februari 2017 kon ik een residentie van drie weken doen in het regionale kunstcentrum Krakeslottet op het afgelegen eiland Senja in het hoge noorden van Noorwegen. Dat werd een nieuw keerpunt. De drie weken die ik daar grotendeels alleen doorbracht, in de arctische winter, in een oude houten visserij deels gebouwd op palen boven de arctische zee, vormden weer een heel krachtige initiatie en een ‘thuiskomst’ in zekere zin. 

Het alleen-zijn met de elementen, tijdens de donkere winterstormen die de hele constructie deden daveren op haar grondvesten, was een prachtige, levensveranderende ervaring. Sneeuwstormen die dagenlang aanhielden bedekten de hele omgeving met een sneeuwtapijt dat tot meer dan een meter dik was. Het was na een tijd nog allerminst evident om je buitenshuis te begeven. De woeste arctische oceaan beukte tegen de rots en de palen waar Krakeslottet op gebouwd was, en ’s nachts werd ik soms vergast op het verbijsterende spektakel van het noorderlicht dat elke beschrijving tartte. 

Ik bracht de tijd door met tekenen en schilderen naar het landschap, iets dat ik al heel lang niet meer had gedaan. En ik begon te schrijven. Teksten die het begin moesten worden van een schrijf-project in verband met mijn beeldend werk. Het was de eerste keer dat ik me echt aan het schrijven wijdde, en naarmate ik werkte aan de eerste teksten over mijn beeldend werk, merkte ik dat de plaats en het landschap hoe langer hoe meer een hoofdrolspeler werden in mijn schrijven. Ik was ook driftig aan het fotograferen geslagen: het hoge noorden van Noorwegen is een plek van hypnotiserende schoonheid, buitenwereldse landschappen zoals ik er nog nooit had gezien. Ik verkende het eiland verder, steeds meer verbluft door de buitenaardse schoonheid van de plek. 

Maar ook werd ik er herinnerd aan het drama van de klimaatverandering, die nog veel sneller verloopt in de Arctische gebieden. De eerste dagen na mijn aankomst waren abnormaal warm voor de tijd van het jaar, er was geen sneeuw in zicht maar het regende wel veel. Pas na een week kwam de sneeuw, waar ik erg blij om was. 

Ik had de voorgaande jaren al een paar ‘klimaat-catharsissen’ gehad, momenten waarop de realiteit van de crisis met grote kracht binnenkwam.

En mijn tijd op dit afgelegen arctische eiland doordrong me van de schoonheid en de fragiliteit van dit deel van de wereld, dat veel sneller opwarmt dan de rest van de planeet. 

Deze drie weken vormden de kiem van mijn hernieuwde band met de wilde natuur en de pracht van onze wereld, de enige die we hebben. Het drong niet meteen helemaal door, en de incubatietijd bedroeg enkele jaren. In die daaropvolgende jaren had ik nog meer ‘klimaat-catharsissen’.

Zo bijvoorbeeld toen ik in Venetië was vlak na de rampzalige overstroming van eind 2018, een overstroming die vorig jaar (2019) nog overtroffen werd. Of toen ik in het zuiden van Frankrijk was, eveneens in 2018, tijdens een historische hittegolf. 

De reis naar Venetië, die ik had ondernomen om de tentoonstelling van schilder Albert Oehlen te zien in Palazzo Grassi, was weer een keerpunt. De hele reis lang begon een dwingende onrust in mij te knagen, en ik begon haast compulsief te schrijven over mijn intuïties omtrent de klimaatcrisis. Ik was met het vliegtuig gegaan, de spotgoedkope optie, en dat zat me hoe langer hoe meer dwars tijdens de reis. Ik was nooit een frequent Flyer, maar ik was de afgelopen jaren al wel eens vaker bezweken voor de spotgoedkope vliegtickets binnen Europa, in weerwil van mijn bewustzijn van de ecologische kostprijs van vliegen. De redeneringen waarmee ik die keuze kon goedpraten voor mezelf, begon zienderogen af te brokkelen. Tijdens die reis werd het al duidelijk: ik zou nooit meer het vliegtuig nemen voor zo’n verplaatsing. 

Mijn dwaaltochten doorheen Venetië, een plek die me al bijna vier decennia heel dierbaar is, hadden ditmaal een weemoedig karakter, aangezien het wel duidelijk werd dat deze wonderlijke plek met verdwijning bedreigd wordt. Het is onwaarschijnlijk dat we binnen een eeuw nog een deel van Venetië boven water aantreffen. 

Tijdens deze reis was de catharsis definitief ingezet. Het proces ging nog lang door, maar een haf jaar later begon de vraag op te doemen of ik me niet helemaal zou moeten wijden aan iets wat me zo dierbaar is: onze planeet, en de fragiele ruimte die we onze ‘biosfeer’ noemen. Een zo kleine wereld, wiens rijkdom en pracht we volop aan het vernietigen zijn. 

We staan aan de rand van de ultieme ondergang van deze prachtige wereld, en van onszelf. De wereld die we onze kinderen en kleinkinderen gaan nalaten, dreigt een onbewoonbare hel te worden, en een meerderheid van nu levende soorten planten, insecten en dieren in dat prachtige weefsel van de biosfeer zijn bedreigd met uitsterven. 

We zijn echt aan het einde van een weg gekomen, en de eerste stap die we moeten zetten is ons daar echt door en door bewust van worden, want we leven nog steeds alsof er niets aan de hand is.

De corona-crisis en de lockdown waren de finale act in het proces dat zich gedurende anderhalf jaar in mezelf afspeelde. De noodgedwongen rust en de gelegenheid tot reflectie die het isolement bood, alsmede het besef dat ook deze crisis een rechtstreeks gevolg is van onze omgang met en vooral misbruik van onze leefwereld, waren de laatste elementen van een puzzel die voor mij op zijn plaats begon te vallen. Ik voelde dat ik niet verder kon als voorheen in mijn atelier, en dat ik het in deze omstandigheden niet meer kon verantwoorden voor mezelf om mijn tijd en aandacht en middelen in te zetten voor een pad dat vooral mezelf aangaat. Ik moest iets anders gaan doen, en me op één of andere manier gaan inzetten voor de planeet als geheel, onze moeder, onze thuis. 

Inzake het besluit om te stoppen met schilderen ben ik dus niet over één nacht ijs gegaan. Het was een proces dat anderhalf jaar vroeg, met veel gepieker en hoofdbrekens en ‘soul-searching’. 

Vooral omdat de laatste jaren een doorbraak in mijn werk hadden gebracht, en dat proces achterlaten na meer dan drie decennia, was voorwaar geen makkelijke opgave. Maar ergens was het een logisch gevolg. De theoretische en filosofische ‘train of thought’ die mijn werk vergezelde, leidde me al enkele jaren lang telkens weer tot de conclusie dat we als soort - homo sapiens sapiens - heel fout bezig zijn, en dat de reden van die foute koers liggen in de mythologie die we al duizenden jaren geleden hebben ontwikkeld, en die al onze metastructuren (religie, wetenschap, maatschappelijke organisatie,...) bepaalt. Een foute koers die mogelijk noodzakelijk was als ontwikkelingsfase, maar die nu haar doel ver voorbij geschoten is en indien er geen koerswijziging volgt, ons eigen lot zal bezegelen. 

Schilderen begon meer en meer als een ongeschikt medium te lijken voor wat ik eigenlijk wilde vertellen. Temeer omdat het schilderkunstige beeld noodzakelijkerwijs open en multi-interpreteerbaar is. De ‘betekenis’ krijgt vorm in het materiaal zelf, en die taal is niet zo toegankelijk. Een letterlijke ver-beelding van een boodschap leidt bijna altijd tot een ontoereikend en pamflettair werk, dat faalt op beide fronten: het schiet tekort als beeldend werk, én het slaagt er bijna nooit in een boodschap of verhaal krachtig over te brengen. 

Het fotografische beeld heeft die handicap niet: het kan zowel een ijzersterk beeld zijn als een krachtige boodschapper. Ook schrijven leent zich meer tot het toegankelijk overbrengen van een boodschap op een manier die vormelijk integer kan zijn en een eigen klank of poëzie kan behouden. 

Gezien ik al een heel leven lang met fotografie bezig ben geweest, en al enkele jaren geleden begonnen was met schrijven als regelmatige praktijk, dienden zich dus al snel nieuwe opties aan die voor mijn nieuwe weg geschiktere manieren van communicatie, expressie en activisme in één konden bieden.

Waarheen dit nieuwe pad me zal leiden, is nog onduidelijk. Het pad openbaart zich gaandeweg, van stap tot stap. In zekere zin is het een even intuïtieve sprong in het onbekende als de keuze voor schilderen ooit was. Geen rationele keuze, maar het luisteren naar iets dat groter is dan mezelf. En dat lijkt me iets wat we met z’n allen veel meer (opnieuw) zullen moeten leren doen: luisteren naar het grotere geheel waar wij deel van uitmaken. Ongeacht of die boodschap ‘realistisch’, ‘haalbaar’, of ‘redelijk’ klinkt, want onze vorm van ‘realisme’ heeft ons aan de rand van de zelfvernietiging gebracht. Ik denk dat we dus veilig kunnen stellen dat een andere weg zich voor ons allen aankondigt. 

Daarom vind ik het ook irrelevant of mijn keuze een beslissende invloed op de toekomst kan hebben. 

Zoals klimaat-auteur Dahr Jamail treffend stelde: we moeten leren om onze handelingen ook los te koppelen van het te verwachten resultaat: we moeten dingen doen omdat ze het juiste zijn om te doen, zelfs en misschien vooral als de situatie hopeloos is. 

Maar onze situatie is (nog) niet hopeloos, en het is dus aan ieder van ons om de handen uit de mouwen te steken!  Waar wachten we nog op.

 

Antwerpen, november 2020

bottom of page